In het ontwerp van het nieuwe hoofdkantoor van de land- en tuinbouwcorporatie Agrifirm in Apeldoorn is sterk rekening gehouden met de identiteit van de corporatie. Zo heeft het pand een stoer, eigentijds karakter met industriële accenten uit de negentiende eeuw. Ook het interieur van het pand reflecteert de identiteit van Agrifirm en is zo ontworpen, dat het ‘Nieuwe Werken’ volledig tot uiting kan worden gebracht.

Het pand bestaat uit twee rechthoekige vleugels, die evenwijdig lopen aan de twee naastgelegen wegen. Beide vleugels zijn ongeveer 15 bij 60 meter en tellen drie lagen. Een verbindingshal, die tevens de entree vormt van het gebouw, brengt de vleugels bijeen en zorgt voor de verbindingen in het gebouw.

Onder het gehele pand ligt een kelder, waarin een parkeergarage en de facilitaire ruimtes zich bevinden. De gevels van het pand refereren door de muurdammen, het perron en de rode baksteen aan de silogebouwen uit de negentiende en begin van de twintigste eeuw. Ook de rechte en eenvoudige vormen zijn een rechtstreekse verwijzing naar het verleden.

De grijze staalplaataccenten in de topgevels refereren daarentegen aan de hedendaagse silo’s en geven een industriële uitstraling aan het ontwerp. Op deze manier komen oud en nieuw op unieke wijze samen en heeft het gebouw een robuust, modern en stoer karakter. Daarmee sluit het ontwerp naadloos aan bij de identiteit van het bedrijf.

Het interieur van het pand heeft door het gebruik van natuurlijke materialen, zoals hout, beton en glas, een warme en stoere uitstraling. Zo is er in de entreehal een metershoge vide die bereikbaar is via een grote stalen trap. De glazen entreepui, met stoere stalen kolommen, brengt het licht diep in de entreeruimte.

Door het hele pand zijn er kunststoffen panelen gebruikt, met daartussen gedroogd gras en verschillende graansoorten. Ook door het gebruik van grote fotoprints, komt de identiteit van de corporatie goed tot uiting.

Het kantoorpand is tevens ingericht volgens de principes van het Nieuwe Werken, maar dan wel op ‘Agrifirmse’ wijze. Dit houdt in dat er flexibele werkplekken, concentratieplekken, overlegplekken en overlegruimtes zijn. Hierbij zitten de afdelingen echter wel bij elkaar om zodoende van elkaars specialismen en talenten gebruik te kunnen maken en binding met elkaar te houden.